Natuurlijk gedrag, Verrijking

Geef je kat controle

Een kat is van oorsprong een kleine jager die door zijn formaat ook zelf prooi kan worden. Bovendien kan hij als solitair dier niet terugvallen op de veiligheid van een groep en is daarom erg kwetsbaar. Daarom is hij een echte controlfreak die zijn territorium van haver tot gort moet kennen om er zich veilig te voelen. Waar is water en prooi? Waar zijn de beste verstop- en uitkijkplekjes? Dit genetisch rugzakje draagt onze huiskat nog steeds bij zich, al is hij van een solitair dier inmiddels semi-sociaal geworden en stelt gezelschap op prijs. Geef je kat controle over zijn leven om hem blij te maken.

12 tips om dat te realiseren:

  1. Geef hem toegang tot nagenoeg het hele huis en eventueel tot buiten. Laat daarom deuren op een kier staan en plaats een kattenluikje. Je kat kan zo vluchten indien nodig, zich terugtrekken of de andere katten vermijden als hij daar behoefte aan heeft.
  2. Neem niet meer katten dan het aantal grote kamers die je thuis tot je beschikking hebt. Een kat wil de mogelijkheid hebben om uit het directe zicht van de andere katten te leven. Dit komt ten goede aan de onderlinge relatie van je katten.
  3. Je kat heeft aandacht nodig omdat hij in de loop van het samenleven met mensen steeds socialer is geworden, naar mensen maar ook naar andere katten. Zal je kat vaak alleen zijn? Begin dan niet aan een kat of neem er meteen 2 die het goed met elkaar kunnen vinden zoals 2 kittens uit 1 nest of een ouder stel bevriende katten.
  4. Neem niet zomaar een nieuwe kat als gezelschap voor je eigen kat in huis. Je kat zal er doorgaans niet op zitten te wachten. Doe je het toch, laat ze dan aan elkaar wennen door ze stapsgewijs te introduceren volgens een introductieprogramma. Zet ze niet meteen bij elkaar. Je kat zal de nieuwe als indringer zien en aanvallen. De kans op een leuke vriendschap is dan verkeken.
  5. Stoor je kat niet te pas en onpas als hij rust of zich teruggetrokken heeft. Laat het initiatief tot contact over aan je kat. Laat hem eerst aan je hand ruiken voor je hem gaat aaien. Geef hem de keuze om weg te wandelen als hij daar geen behoefte aan heeft. Bedenk dat praten tegen je kat of het spelen met hem, ook een vorm van contact is.
  6. Zorg dat een kat zijn natuurlijk gedrag kan uitoefenen. Geef hem mogelijkheden om te klimmen, te krabben, te springen, te rennen, te onderzoeken en te spelen (jagen). Zoek op internet eens op de term ‘omgevingsverrijking voor katten’, dan kom je veel goede ideeën tegen. Een krabpaal moet overigens langer zijn dan de kat in uitgerekte toestand. Oude, stramme katten geven vaak de voorkeur aan een liggend krabmeubel.
  7. Bied met name op drukke plaatsen in huis meerdere hoge plekjes aan waar je kat zich terug kan trekken en de boel in de gaten kan houden. Denk daarbij aan de koelkast, een vensterbank, een kartonnen doos op de kast, een plank aan de muur of een hoge krabpaal met een mandje. Let op dat je andere kat of de hond hem niet kan beletten weer naar beneden te gaan. Zorg dus voor een op- én afstapje. Bied ook voldoende verstopplekjes aan zoals een overdekt mandje achter de bank, een kartonnen doos ondersteboven met een deurtje erin gesneden of laat de deur van een kast open en leg daar een dekentje voor hem neer.
  8. Zorg dat er voldoende ‘bronnen’ in huis zijn, en verspreid deze door het hele huis over alle verdiepingen. Bronnen zijn dingen die een kat belangrijk vindt. Wat is voldoende? Voor 1 kat is dat minimaal 2 stuks van alles en 1 extra op het totaal aantal katten. Denk daarbij aan een voer, water en kattenbak. Je kat kan op deze manier een andere optie kiezen als de gekozen bron bezet is of geblokkeerd is. Ook voor oude katten is het fijn als deze bronnen op iedere verdieping staan. Ze hoeven niet met hun stramme lijf de trap op en af om de kattenbak te gebruiken of om te eten of te drinken. Dit maakt de kans op vermagering, uitdroging en onzindelijkheid kleiner. Een kattenbak moet 1,5 keer de lengte van de kat zijn. Het liefst zonder kap met een geurloze, zandachtige vulling. De oudere kat heeft graag een lage instap.
  9. Zet water en voer niet naast elkaar (katten drinken dan 25% meer, dit kan blaasgruis voorkomen) en zet het ook niet bij de kattenbak, dat is vies. Houd onderlinge afstanden aan van minimaal 2 meter, maar plaats de kattenbak liever in een andere ruimte. Kies rustige plaatsen die niet aan looproutes van mens of dier staan. De keuken is daarom de minst geschikte plaats.
  10. Verdeel het voer van je kat over 5 of meer kleine porties over 24 uur in plaats van 1 of 2 grote porties. Je kat heeft dat vaker beschikking over het voer en overeet zich niet en heeft minder snel een hongergevoel. Gebruik eventueel een voerautomaat, schrokbak of voerpuzzel. Je zou zelfs je kat kunnen laten zoeken naar zijn eten door de plaats waar het staat steeds te veranderen.
  11. STRAF JE KAT NIET. Katten begrijpen dit niet, je bereikt er alleen mee dat dat je kat bang voor je wordt en het toch doet als je niet thuis bent. Natuurlijk gedrag mag NOOIT bestraft worden. Denk daarbij aan het krabben aan meubels, onzindelijkheid, sproeien, of in de gordijnen klimmen. Bedenk waarom je kat dit doet en geef betere mogelijkheden die je kat kan kiezen als alternatief. Onzindelijkheid heeft net als sproeien nogal eens een medische oorzaak.
  12. Een plotselinge verandering in het gedrag van je kat heeft vaak een medische oorzaak. Ga sowieso minstens 1 keer per jaar met je kat naar je dierenarts.